Solar Magazine brengt iedere editie een van de voorhoedespelers in de markt van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+) in beeld. Deze keer is dat Zonnegilde, dat als een van de eerste projectontwikkelaars actief was op deze markt. Inmiddels heeft de specialist in zon-op-daksystemen zo’n 450.000 zonnepanelen in Nederland geplaatst. De teller wat betreft de toegekende SDE+-subsidie staat op 400 miljoen euro. De pijplijn aan projecten is rijk gevuld, ondanks de teleurstellende uitkomst van de afgelopen najaarsronde van de SDE+, waarbij het leeuwendeel van het geld naar grondgebonden zonneparken vloeide.
De kiem voor Zonnegilde werd gezaaid in 2012. Het bouwbedrijf waar Gerard de Ruiter werkte ging ook zonne-energiesystemen op woningen realiseren. Een jaar later werd Zonnegilde opgericht. Begin 2014 werd De Ruiter, die binnen de onderneming de pv-kar trok, attent gemaakt op de SDE+-markt; daarin schuilde een beter verdienmodel. De focus werd verlegd naar de grootzakelijke projecten. Datzelfde jaar nog vroeg het bedrijf al voor 87 miljoen euro subsidie aan. In 2016 werd De Ruiter mede-eigenaar, in 2019 nam hij het hele bedrijf over.
Volwassen
‘We waren een pionier op de zakelijke markt voor grootschalige zonneenergiesystemen op daken’, vertelt de Ruiter. ‘In die beginperiode was dat ook het domein van heel wat avonturiers, partijen die snel geld dachten te kunnen verdienen maar hun beloften in de praktijk niet waar konden maken.
Inmiddels zijn die van het speelveld verdwenen. Onze sector is volwassen geworden en het aantal professionele, dedicated ontwikkelaars is gegroeid. Dat betekent meer concurrentie, maar de markt is groot genoeg. Ook aan de vraagkant is in korte tijd veel veranderd, dankzij de groeiende drive om te verduurzamen en het besef dat zonne-energie geld oplevert. We hebben nog steeds een team dat potentiële klanten actief benadert. Maar er is ook een stroom van uiteenlopende partijen op gang gekomen die zichzelf melden met ideeën voor projecten. Bovendien zijn met de jaren tevens veel zaken op hun plek gevallen wat betreft de mogelijke verdienmodellen binnen de SDE+.’
Financiële risico’s
Zonnegilde was een van de eerste projectontwikkelaars in de zonneenergiesector die werkte met special purpose vehicles voor projectfi nanciering. Deze constructie, waarbij projecten in een losstaande vennootschap worden ondergebracht, is niet ongewoon in de vastgoedsector waarin het bedrijf zijn roots heeft. Het draagt onder andere bij aan het creëren van de snelheid waarmee projecten van de grond komen en het indammen van fi nanciële risico’s voor investeerders. Wat betreft zijn businessmodel stelt Zonnegilde het ontzorgen van klanten centraal, van de SDE+-aanvraag tot en met de installatie en het onderhoud. Dakeigenaren kunnen daarbij kiezen voor mee-investeren of de kosten volledig bij de ontwikkelaar neerleggen. Die aanpak heeft Zonnegilde geen windeieren gelegd. Het is inmiddels goed voor 420 miljoen euro toegekende SDE+-subsidie, het heeft nog voor 80 tot 90 miljoen euro aan projectaanvragen uitstaan.
Najaarsronde
De Ruiter: ‘Dat de SDE+ onmisbaar is voor het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie in Nederland is evident. Ook in andere landen, bijvoorbeeld in Duitsland, is de grootschalige uitrol van zonne-energie alleen maar tot stand gekomen dankzij financiële steun van de overheid. Er is geen andere weg zolang zon-pv niet op eigen kracht kan concurreren met fossiel. Voordat dat moment daar is, hebben we nog enkele jaren te gaan. Dat Nederland inmiddels onderaan het lijstje staat van Europese landen wat betreft hernieuwbare energie onderstreept het belang van een krachtige SDE+ eens temeer. Daarbij gaat het echter niet alleen om het bewerkstelligen van kwantiteit, maar ook om het realiseren van een goede balans. Wat dat betreft is de uitkomst van de afgelopen najaarsronde teleurstellend. Het beschikbare budget is grotendeels naar de goedkoopste grondgebonden installaties gegaan. Zo’n 6.000 zon-op-dakaanvragen zijn niet gehonoreerd, terwijl dat nu juist vaak de projecten zijn die niet ingrijpen in het agrarische landschap en de geproduceerde stroom niet tientallen kilometers of nog verderweg wordt gebruikt.’
Creatiever
Vanaf volgend jaar maakt de SDE+ plaats voor de SDE++. Daarin is voor het toekennen van subsidie de vermeden hoeveelheid uitstoot van CO2 maatgevend. Zonne-energieprojecten gaan dientengevolge wat betreft fi nanciële steun van de overheid concurreren met andere technologieën, bijvoorbeeld grootschalige isolatie en CO2-opslag. De Ruiter maakt zich daarover in principe geen zorgen. ‘Zon-pv is een van de bouwblokken van het duurzame-energiesysteem van de toekomst; het is er een integraal onderdeel van. De SDE++ dwingt de zonneenergiebranche om zich daar meer van bewust te zijn en ernaar te handelen, bijvoorbeeld door creatiever te zijn in onze projectvoorstellen. Waar CO2- besparing centraal wordt gesteld in de subsidieverlening liggen er immers bijvoorbeeld kansen in de combinatie van zonnepanelen met laadpalen voor elektrisch vervoer en energieopslag. Het is aan projectontwikkelaars om daar nu al mee bezig te zijn en voor te sorteren op de nieuwe subsidieregeling. Die SDE++ komt er immers snel aan. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat binnen die SDE++ dakgebonden systemen buiten de boot vallen zoals dat afgelopen najaar is gebeurd. Ze moet dus ook vanuit dit oogpunt evenwichtig worden ingevuld. Daarnaast blijft een gedegen beleid van de overheid natuurlijk onverminderd belangrijk, bijvoorbeeld als het gaat over de verminderde toegankelijkheid van het elektriciteitsnet.’
Bureaucratie
De Ruiter geeft toe dat ook zijn onderneming de gevolgen van een gebrek aan netcapaciteit in een aantal Nederlandse regio’s voelt. Dat heeft Zonnegilde en zijn klanten de nodige projecten gekost. Maar het is ook zorgelijk uit het oogpunt van de rem die het op de energietransitie van Nederland zet. ‘Je kon dit probleem al lang zien aankomen. We gingen er in 2014 al de eerste gesprekken over aan met netwerkbedrijven. Het feit dat er destijds onvoldoende urgentie werd gevoeld en ook nu nog maar mondjesmaat actie wordt ondernomen, is het gevolg van bureaucratie. Wat dat betreft is een sturende rol van de overheid, bijvoorbeeld binnen de uitwerking van de Regionale Energie Strategieën, momenteel op zijn plaats om verruimingsmaatregelen af te dwingen. Natuurlijk schuilen er ook kansen in het toepassen van grote batterijen. Die moeten ook zeker worden onderzocht. Maar die businesscases zijn nog lastig te maken, vanwege de SDE+-systematiek en omdat de technologie nog moet worden doorontwikkeld.’